|
De klokken van de St. Trudokerk |
|
|
|
In de Kerstnacht 1942 hebben de klokken heur laatste Kerstfeest ingeluid. Het jaar 1943 begint slecht. De klokkendieven trekken op hun strooptocht vanuit de Kempen in de richting van Strijp. In het nabij gelegen dorp Zeelst, staat de kerkklok reeds op de grond. Het alarmklokje dat op het pastoorshuis stond hebben de dieven niet uit het torentje kunnen krijgen. Met hamers hebben zij het klokje kapot geslagen en de brokstukken er van op hun wagen gegooid.
Op de 21ste februari stonden de schelmen en dieven met hun wagens voor de Strijpse toren. Nu mag 'n pastoor eigenlijk wel niemand uitschelden, maar ja, blijf maar kalm wanneer ge de roverhoofdman uit Heerlen met de dievenbende uit Deurne voor uw klokkentoren ziet staan; blijf maar kalm als dat gepeupel het brons uit de toren komt weghalen om er bommen en oorlogstuig van te maken.
In de avond van die dag ontvangt de pastoor een uitnodiging van een van zijn familieleden om te Delft, in de St. Hippolytuskerk, een pas geboren kindje te komen dopen. De pastoor zou dat gaarne hebben gedaan, maar meende dat hij bij het weghalen van de klokken der parochie, thuis diende te blijven. Zijn kapelaans dachten er anders over en zegden: Pastoor ga maar gerust naar Delft, wij gedrieën en de koster Jan van Os, zijn mans genoeg tegen die kerels. De pastoor liet zich bepraten en de volgende morgen reisde hij naar Delft.
In het vroeg van de volgende morgen kwam één van de bende naar het kostershuis. Hij moest de sleutel van de torentrap hebben want ze kwamen de vijf klokken halen. En pats, daar bovenop zei Jan van Os: Ge krijgt die sleutel nooit van mij te pakken. Ik heb die sleutel en ik houdt die sleutel. Ik maak de torentrap open en ik ga met jou naar boven.
En wat kletst ge over vijf klokken! Dat zal jou lelijk tegenvallen. Er zijn twee antieke klokken bij en die blijven hier, dat heb ik jou te vertellen!" Dan moet de pastoor eerst aan onze baas, de papieren van Monumentenzorg laten kijken!" Dat kan in alle geval vandaag niet. De pastoor is naar Delft."
De papieren van monumentenzorg zitten in de kluis en ik, de koster kan die kluis niet open krijgen. De pastoor heeft er de sleutel van. Morgen is hij terug uit Delft en als jij het dan fatsoenlijk aan hem vraagt, zal hij jou de papieren laten zien. Maar tot zo lang hebben jullie met oew fikken van die klokken af te blijven!" Volgens de klokkendieven waren het smoesjes, was het geklets en was alles wat de koster zei gelogen! Van de koster kregen zij terug: Hier is niks en hier wordt niks gelogen."
's Anderendaags heeft de pastoor de papieren aan die kerels laten zien. Of ze konden lezen of niet konden lezen, daar heeft de pastoor niet naar gevraagd. Hij maakte de kluis open en haalde er grote papieren uit. Treiterend langzaam zou de pastoor twee grote bullen uiteen gaan vouwen. Toen hij één van de bullen half en half open had en zij meenden dat het échte waren zegde er één: Die zijn van,Monumentenzorg'. Zulke dingen hebben wij ook ergens anders gezien. Ge kunt ze weer inpakken!" Blijkbaar waren zij een beetje Pastoorschuw". Ze stonden op en ze gingen weg.
Èchte slimmeriken waren zij niet; want als één van de bende zijn kop had gedraaid en in die zgn. antieke klokken had gekeken, dan zou hij boven in de Trudoklok, in cijfers zo groot als een hand 1937 hebben zien staan, het jaar waarin de klok was gegoten! Onbeheerd staan drie klokken bij 'n kerkingang op de grond. Met hun wagens en takels zijn de dieven vertrokken op zoek naar nieuwe buit, om daarmee volgens de Rijkscommissaris, Het bolsjewisme van onze grenzen te houden".
Hier brengt een oude parochiaan zijn laatste groet aan het schoon gelui. Nooit is het terug gekomen! Ook kinderen zeggen dikwijls de waarheid... Met een stiekem uit de school gegapt pukkeltje krijt hebben ze op 'n grote klok gekrabbeld:
Klokken uit de toren? Oorlog verloren!" De jongens hebben gelijk gekregen!
Bron: Frans Werners pr. DERTIG JAAR PASTOOR
|
|